Er beweegt wat aan de stroom


 

Stroomt stroom in 2016 naar hogere stroomtoppen?

 

Onze beste wensen voor het nieuwe jaar aan iedereen die stroom gebruikt. En zijn we dat niet allemaal?

Die wensen kunnen we goed gebruiken zou je denken. Het mag eens gedaan zijn met al die stroomprijsstijgingen. Nochtans, stroom zelf is, historisch gezien, nog nooit zo goedkoop geweest. En als we een blik werpen op de termijnmarkt voor elektriciteitsleveringen volgend kwartaal, semester of jaar, kunnen we besluiten dat dat nog een heel tijdje zo zal blijven. Van de stroomfactuur zelf kan wel niet hetzelfde worden gezegd.

 

Niet de stroom, maar de ervoor nodige investeringen zijn het probleem

Eerst het positieve: we gebruiken steeds meer stroom uit wind en zon. Wind en zon zijn gratis, daarmee verder gaan dus!. En ook gas wordt nu op de wereldmarkt heel goedkoop aangeboden, evenals alle andere petroleumproducten trouwens. Idem met steenkool. Goedkoop elektriciteit produceren kan dus geen probleem zijn en dat laat zich ook voelen in de naakte stroomprijs.

Maar om stroom te produceren (te verdelen – te kunnen verkopen) moet je ook investeren. En investeren kost geld. In zoverre zelfs dat producenten en leveranciers klagen dat de stroomprijs onvoldoende is om de investeringen en het onderhoud te bekostigen en dus rendabel te blijven. Gascentrales gaan er dan als eerste uit, omdat die toch nog de duurste zijn. Zij kunnen niet op tegen gratis wind en zon en ook niet tegen goedkope steenkool en nucleaire brandstof. Kolen- en nucleaire centrales (sic) worden dan weer om andere redenen afgebouwd. En dat zou problemen kunnen geven van bevoorradingszekerheid. Alles op wind en zon dus.

 

De paradox

Voor productie op basis van zon en wind moet je ook investeren in installaties en apparatuur. Dan heb je dus (bijna) hetzelfde probleem. Al is de “brandstof” gratis, de vaste kosten niet. Daarom wordt wind en zon dus gesubsidieerd, maar spijtig genoeg niet met investeringssteun, maar met productiesteun. Zoveel mogelijk produceren dus. Wind en zon krijgen ook voorrang op het net, voor alle andere. Maar dan komt de paradox: terwijl men schrik heeft voor de bevoorradingszekerheid, is de productie, mede door het niet zomaar kunnen stilleggen van de kerncentrales, soms hoger dan de vraag. Gevolg: nog verder dalende prijzen die op bepaalde tijdstippen zelfs negatief kunnen zijn. Industriëlen worden dan betaald om stroom af te nemen!

Voor huishoudens loopt het nog zo'n vaart niet. Zij worden jaarlijks afgerekend. Maar het is duidelijk dat de gemiddelde prijzen hierdoor ook voor de huishoudens verder naar beneden gaan. Conclusie: die vicieuze cirkel kan niet blijven doorgaan, wil men veralgemeende subsidiëring van de hele energiesector vermijden.

 

Toch investeringssteun dan maar?

Voor zon en wind wordt daar nog niet aan gedacht (behoudens voor de stroomkabels die de windmolens op zee met het land verbinden), maar eigenaardig genoeg dan weer wel voor gas en in het Verenigd Koninkrijk zelfs voor een geplande nieuwe nucleaire centrale. “Strategische reserves” (het openhouden van oude centrales, die in principe niet draaien, maar het in geval van nood toch kunnen doen), of andere vormen van capaciteitsvergoedingen komen dan in aanmerking om niet zozeer op basis van geproduceerde kWh, maar op basis van hun beschikbaarheid te worden vergoed. Maar dergelijke ondersteuning, zeg maar subsidies, worden niet door de overheid betaald, die heeft daar het geld niet voor. Ze worden via de (Elia)nettarieven verrekend. Puriteinen noemen dat geen subsidie, omdat de verbruiker het op een andere manier zelf betaalt, maar eigenlijk is het dat wel voor wie de vergoeding ontvangt en zijn inkomsten niet uit de markt moet halen.

Aangezien die overigens vaste kosten in de nettarieven van Elia (of toch minstens deels) en in de distributienettarieven volledig op basis van kWh worden aangerekend, gaan die dus omhoog. Geen probleem zou je denken: de prijs van stroom zelf blijft laag of daalt zelfs nog verder, zodat de totale kWh-kost op onze factuur nagenoeg constant blijft. Maar de verhouding van kWh netwerkkost op kWh stroomkost gaat nog verder omhoog en dat begint de mensen alsmaar meer te ergeren. Het is nochtans logisch dat voor iets wat bijna niets kost (een kWh elektronen), de kost voor het verwerken ervan relatief hoog is. We zijn het alleen niet gewoon om dat zo te ondervinden. We zijn het niet gewoon om “iets” simpelweg altijd beschikbaar te kunnen hebben, ook zijn prijs heeft, al maken we er weinig of geen gebruik van.

 

Nog meer kosten in kWh-nettarief

In onze factuur zitten nog veel meer vaste of semi-vaste kosten die wat verdoken naar kWh-prijs worden vertaald. Om er enkele op te noemen: de vermindering voor het sociale tarief voor wie daar recht op heeft, de minimale levering voor mensen die hun factuur niet kunnen betalen, de isolatiepremies en andere premies die netbeheerders uitbetalen, de vergoeding van de groenestroomcertificaten, tot voor kort ook de gratis kWh voor gezinnen, de administratieve kosten voor het klantenbeheer, de kosten voor het opmeten van de verbruiken, en ga zo maar door. Dat zijn allemaal kosten die helemaal niets te maken hebben met het aantal kWh'n die je verbruikt. Je hebt er als een soort verzekering wel recht op, gewoon door het feit van aangesloten te zijn. En waarom zou je dan ook voor die aansluiting niet betalen, i.p.v. voor de verbruikte kWh?

Zelfs het zuivere netbeheer kent bijna geen kWh-gerelateerde kosten. Het vervoer van elektriciteit kost eigenlijk niets. Een elektron volgt zelf zijn weg van een hogere naar een lagere spanning. En of je nu veel of weinig verbruikt, de administratie daarvoor kost evenveel. De netbeheerder moet duizenden kilometers koper in de grond leggen en onderhouden, transformatoren installeren, enz, waar je dus op bepaalde ogenblikken gebruik van maakt, maar die altijd moeten worden gedimensioneerd op basis van je maximaal gebruik ooit, niet op je gemiddelde jaarlijkse afname.

Waarom dan toch per kWh betalen? In het verleden had dat zin. Het voelt een beetje eerlijker aan dat iedereen naar eigen vermogen bijdraagt aan de gemeenschappelijke kost, als soort solidariteit. En wie veel verbruikt zal ook wel wat meer kunnen bijdragen zeker? En behoudens wat verschil tussen zomer en winter (voor de industrie), en tussen dag en nacht, was ook een gemiddelde kost per verbruikte kWh verdedigbaar.

 

De nieuwe context

Met de komst van de hernieuwbare energietechnologieën, vooral dan op lokaal niveau en in het bijzonder met gebruik van zonne-energie, is het aanrekenen van een gemiddelde kWh-prijs niet langer evident. Veel mensen genieten van het voordeel om “altijd en onvoorwaardelijk” aangesloten te blijven (zowel aan het net als bij zijn leverancier), maar betalen door hun geringe afname op jaarbasis daarvoor toch maar een geringe verzekerings- en solidariteitspremie. Want zoals hoger uiteengezet, is de vergoeding voor netgebruik eigenlijk een verzekeringspremie, veel minder een vergoeding voor het “transport” van het gevraagde goed. De kritiek die je steeds meer hoort dat het transport meer kost dan het goed, de kWh, zelf, is bijgevolg niet correct.

Voor de prosumers, diegenen die zowel elektriciteit afnemen als elektriciteit produceren en in het net stoppen, is er nog een bijkomende dimensie. Door het systeem van de terugdraaiende elektriciteitsmeter beschikken zij over een enorme, onuitputtelijke batterij, die de netbeheerder zoals hoger uiteengezet veel kost, maar waarvoor ze helemaal niet betalen. Zelfs niet voor de energieverliezen die dat met zich meebrengt. Ze betalen alleen voor de elektriciteit die ze niet uit “hun” batterij halen.

Sinds zowat een half jaar wordt aan dat laatste een (overigens te kleine) mouw gepast via het zogenaamde prosumententarief. Dat tarief is een vaste vergoeding, afhankelijk van de grootte zeg maar, van hun installatie. Zo'n tarief gaat al heel wat meer in de richting van een vergoeding voor de verzekering dat hun installatie op een nuttige manier kan worden uitgebaat, dank zij de aansluiting op het net.

 

Conclusie

Uit al het voorgaande kan worden besloten dat het vergoeden van de kosten van de netbeheerder, en zelfs van de producent en niet te vergeten ook de leverancier als tussenpersoon, op basis van de verbruikte kWh niet langer het meest gepast is. Vergoeding op basis van het zuivere feit van “aangesloten te zijn” en van het soort aansluiting (de “sterkte” van de verzekering) zou een betere basis zijn.

2016 wordt het jaar waarin dat bespreekbaar wordt.

Rendabiliteitsberekeningen voor consumptie, productie en opslag zullen moeten worden herzien.
Het prosumententarief en de Turteltaks zijn nog maar voorproefjes van nieuwe kostenposten.

Gelukkig nieuwjaar!

 

Tweet

 


Wanneer u op de hoogte wenst te blijven van nieuwe wendingen op het gebied van de liberalisering van de elektriciteitsmarkt of van de tariefstructuren, klik dan hier om onze elektronische nieuwsbrief te ontvangen.

| Top | Archief overzicht | Terug | Home |